Toen gaf de commandant order aan de tamboer om op de brug te komen en met een tussenruimte van een minuut signalen te blazen terwijl wij langs het eiland voeren. Hij deed dit vanzelfsprekend in de hoop dat wij gehoord zouden worden. Maar deze ongetwijfeld originele poging, had geen succes. Toen werd gebruik gemaakt van de verbindingsdienst en even later voeren wij doelbewust de baai in, die wij zeker al tweemaal doorkruist hadden.
De avond begon te vallen en in het snel afnemende licht maakte zich van de oever een rubberboot los, die zich heel langzaam, omdat ze gepeddeld werd, begaf in de richting van ons schip. Een kwartier later stonden er een vijftal mariniers aan boord van ons schip en wij bekeken ze als mensen uit een andere levenssfeer. Om het met één woord te zeggen, ze zagen er wat piraatachtig uit. Aan de modder op hun kleren bemerkte ik, dat de jungle in ieder geval niet erg schoon was.
De volgende morgen vroeg begaf ik mij met de sloep tot vlak bij het strandje, dat een speciaal effect gaf tegen het ,,eeuwige" groen van de omringende bomen. Ik stapte over in de rubber-boot en even later beende ik door het water naar het strand. Het strandje was inderdaad de ,, vlag op de modderschuit ".
Want, toen wij het strandje over waren, zakten we tot ver over onze enkels in de modder van de rimboe, waar ik de Kerstdagen zou doorbrengen. Nou moet u mij goed begrijpen; wij Nederlanders, houden van modder, wij zijn er als het ware in geboren en getogen. Maar déze modder overtrof zelfs de vetste klei van de Zuidhollandse eilanden. Bij iedere stap, die je deed, hoorde je een soppend geluid. Na vijfminuten moeizaam door de modder geploeterd te hebben, kwam ik bij de tent,die mij was toegewezen. Ik deelde haar met de aalmoezenier. In de tent was de grond zo mogelijk nog moddiger dan daarbuiten
Om mij heen hoorde ik het geluid van het kappen van bomen. Overal zag ik jonge mannen bezig, van de gekapte bomen baléh-baléh's te maken, waarboven een tentje gespannen werd. Ze sliepen twee aan twee. Je kon aan de jongens merken, dat het Nederlandse jongens waren. Elk tentje was een huisje. Tegen het tentzeil geprikt een portret van ,,moeders" of van het meisje of van m'n jonge dochter ( vier maanden oud)". In een halve cirkel lagen deze tenten om de staftent, de dokterstent,de kombuis,de verbindingstent enz. Men was van 's morgens vroeg totdat het donker werd in de weer het bivak bewoonbaar te maken. Dit viel niet mee, omdat de regen bij tijden met bakken uit de hemel viel. Om ons heen de jungle met z'n vele geluiden. Het ritselde aan alle kanten. Het was er vochtig - warm.
De stemming in zo'n bivak is er één van grote solidariteit en kameraadschap. Men is opelkaar aangewezen en onbewust voelt men de jungle als vijand nummer één. Van boomstammetjes waren zitbanken gemaakt, die dienden om er te eten en ook voor de godsdienstige plechtigheden, die gehouden werden. De aalmoezenier en ik stonden voor deze geïmproviseerde zitplaatsen in de openlucht met onze rug vlak voor een dikke boom, waar de timmerman een groot houten kruis tegen gespijkerd had. Vóór ons een altaartafel, die wij tergelegenheid van het naderend Kerstfeest versierd hadden met drie kerstballen, die ik meegekregen had uit Biak, een rode, een witte en een gele. Dit was een wonderlijk gezicht in de rimboe.
Ik bewaar aan deze kerstdagen de beste herinneringen. Ik kan natuurlijk zeggen, dat het de beste Kerstdagen van mijn leven zijn geweest, maar misschien zijn er nog wel betere geweest, dat kan ik niet zo precies beoordelen. Ik weet alleen, dat ze op mij, en ik geloof ook op de mannen een diepe indruk gemaakt hebben. Het Kerstevangelie en de Kerstliederen, die gezongen werden, waren een bijzondere indringende kracht op die plaats. Wanneer wij Kerstfeest vieren in Nederland, doen wij dat gewoonlijk in een versierde ruimte, hetzij een kerk, hetzij een gebouw met een kerstboom met veel licht en veel opgewekte stemming Hier was het beslist anders.
vervolg,see,voir,next page: