De Indonesiers, die bij het vuurgevecht van maandag door de Nederlandse marine zijn gevangen genomen, hebben bij hun ondervraging verteld, dat zij, toen zij zich inscheepten, wisten op weg te gaan naar Nieuw-Guinea.

Dit heeft de commandant van de strijdkrachten in Nieuw-Guinea, schout-bij-nacht J.E.H.Reeser, gisteren op een persconferentie in Hollandia meegedeeld.

Volgens de schout-bij-nacht heeft het gevecht zich voorgedaan bij de zogenaamde douanelijn op twaalf mijl uit de kust van Nieuw-Guinea. Reeser deelde mee dat reeds jaren een denkbeeldige lijn in acht wordt genomen tussen het vaste land van Nieuw-Guinea en de Indonesische Aroe-eilanden. Deze lijn, ongeveer 60 mijl ten noorden van de Aroe-eilanden, was tot dusver zowel door de Indonesische als de Nederlandse strijdkrachten in acht genomen.

De territoriale wateren zijn drie of zes mijl uit de kust, wat schout-bij-nacht Reeser nog een punt van internationale discussie noemde. Toen bij de achtervolging bleek dat de twee niet-getroffen Indonesisiche boten zich uit de Nederlandse zone over de denkbeeldige lijn 60 mijl te noorden van de Aroe-eilanden begaven, werd de achtervolging gestaakt.

Van de vijftig opgepikte Indonesiers zijn er 38 per vliegtuig overgebracht van Kaimana aan de zuid-kust naar het Jef Man eiland ongeveer zestien kilometer van Sorong.

De overigen, twaalf officieren en onderofficieren, zijn rechtstreeks naar Hollandia gebracht. Drie van hen zijn met ernstige brandwonden in het militaire hospitaal opgenomen. Een sergeant van het Indonesische leger had volgens schout-bij-nacht Reeser verteld, dat zijn eenheid ter sterkte van een compagnie zich op 11 januari op de Kei- of Tenimbar-eilanden had ingescheept op een, wat de sergeant noemde, ´vrij groot schip van de Indonesische marine.´

Volgens de inlichtingen van de zeelieden onder de gevangenen zou dit schip een in Japan gebouwde tender geweest kunnen zijn. De sergeant vertelde, dat er één dag was gevaren en dat men daarna drie dagen voor anker was gegeaan nabij de kust van Nieuw-Guinea.

Hij verklaarde, dat hij wist, dat zijn legereenheid bevelen had voor een militaire actie tegen Nieuw-Guinea. Dit werd door andere gevangenen bevestigd.

DRIE  MTB´s

Nadat de laatste voorbereidingen voor de aanval waren getroffen, arriveerden er uit Soerabaja drie MTB´s, bemand met personeel van de Indonesische marine. Deze MTB´s waren van de Jaguar-klasse, die in Indonesie worden aangeduid als Matjan Toetoel en die in 1959 en 1960 zijn gebouwd op de Westduitse werf van F.R. Lursen in Bremen.

De sergeant vertelde, volgens de schout-bij-nacht verder, dat hij en zijn mannen aan boord van de MTB´s werden gebracht, met medeneming van rubberboten en alle wapens en materiaal voor hun legereenheid. De boten waren overvol, aldus de sergeant, maar iedereen was in de beste stemming en men was er van overtuigd, dat thans de eerste stap zou worden gedaan voor de bevrijding van Nieuw-Guinea.

LICHTFLITSEN

Na zonsondergang nam de spanning toe. De MTB´s voeren met grote snelheid. Plotseling zag de sergeant lichtflitsen van, wat hij als ´zwaar machinegeweervuur´ beschouwde. Het was volgens hem van een andere Indonesische MTB afkomstig.

Het doel, waarop werd geschoten kon hij niet zien, maar volgens hem, hadden andere opvarenden gezegd dat er geschoten werd op ´een Nederlandse bommenwerper ´.

Toen volgde een ogenblik van stilte en opeens was er om hem heen het gedonder van scheepsgeschut en het opspatten van water door inslaande granaten. De sergeant zei, dat de MTB´s van alle kanten werden beschoten en dat hij het mondingsvuur van de vijand kon onderscheiden.